De symboliek van begraafplaatsen en monumenten uit de Groote Oorlog
Na de Eerste Wereldoorlog brak er in België een periode van wederopbouw aan. De achterliggende gedachte was er niet alleen op gericht om het normale leven zo snel mogelijk te hervatten, maar ook om de herinnering aan de voorbije gruwel in het collectieve geheugen op te slaan. Rond de begraafplaatsen en monumenten van deze oorlog ontstond er in de vroege jaren twintig een zeer speciale dodencultus die tot doel had de herinnering aan de duizenden doden blijvend te bewaren. Voor het materialiseren van deze gedachte was de tussenkomst van kunstenaars nodig. Vooral de beeldhouwkunst zou hierin een bepalende rol spelen. Deze kunstvorm, die zeer publiek was en toegankelijk voor iedereen, werd doelbewust aangewend om, aan de hand van symbolische voorstellingen, het patriottisme aan te zwengelen en de herinnering aan de verschrikking levend te houden.
De laatste nog levende getuigen van 'den Groote Oorlog' zijn inmiddels, op enkele Engelsen na, allemaal verdwenen. De laatste Belgische soldaat, Paul Ooghe, overleed op 8 september 2001. Wat nog rest zijn de stenen, bronzen en in glasraam vervatte herinneringen van deze opmerkelijke episode uit de wereldgeschiedenis.
De monumentale getuigen van deze oorlog zijn nog overal aanwezig in de binnenstad en in de deelgemeenten.
Bij het bezoek aan de tentoonstelling in Het Toreke of bij het luisteren naar de verhalen van de gids, zal je merken dat aan deze gedenktekens vaak een hele ontstaansgeschiedenis verbonden is die vaak in strijd is met de retoriek en de symboliek van de monumenten zelf. Archieven leggen immers soms andere achtergronden bloot dan de verhalen van onvoorwaardelijk patriottisme die ons vaak in onze 'Vaderlandsche' geschiedenis voorgespiegeld werden.