Tiense Kwèèkers
Tienenaars worden Tiense kwèèkers genoemd. Onze spotnaam zou ontleend zijn aan een verhaal dat in L’étoile Belge van 31 mei 1885 werd gepubliceerd. Het was toen de gewoonte om tijdens de Pinksterviering in de kerk een witte duif los te laten als symbool voor de H. Geest. Dat jaar had de koster echter geen duif gevonden en besloot dan maar een jonge eend te laten vliegen vanaf het doksaal. Een tamme eend kan echter niet vliegen en het dier zou luid kwakend de misviering hebben verstoord. Aanleiding genoeg om de Tienenaars - die bovendien de H.Geest vergeleken met een eend - vanaf dan de naam Tiense kwèèkers te geven.
De oorsprong van de bijnaam Tiense kwèèker zou ook terug te vinden zijn in de eeuwige twist tussen de Brabantse steden Leuven en Tienen. Omstreeks 1380 laaiden de twisten weer hoog op en de Tienenaars besloten in Kessel-Lo een hinderlaag te leggen voor de Leuvenaars. Na dit harde werk wilden de Tienenaars hun honger stillen en ze roofden voor hun avondmaal enkele eenden in de nabijgelegen hoeves. Toen ze de dieren bij het invallen van de duisternis wilden slachten, maakten de vogels zoveel lawaai dat de vijand wakker schoot en de Leuvenaars alzo de hinderlaag te vroeg ontdekten. De Leuvenaars konden zonder slag of stoot binnenvallen en de Tienenaars tot de laatste man vermoorden. Teruggekeerd in hun stad hingen de Leuvenaars nagemaakte eenden aan de Sint-Michielskerk als dank voor de gemakkelijke zege. Zo zouden de Tienenaars de bijnaam ‘Thiensche quakers’ hebben gekregen. Dit verhaal lijkt sterk op dat van de waakzame ganzen die door hun gekrijs de Romeinen waarschuwden voor een nakende aanval.
Een andere spotnaam vindt zijn oorsprong in een verhaal dat werd gepubliceerd in 1722. Het verhaal van de Maneblussers en de Tiense maanblusserij behoort tot het uitgebreide repertorium van de Vlaamse spotdichten die teruggaan op de Mechelse torenbrand van 1687.
Andere spotnamen doorheen de eeuwen zijn Schapenkoppen en Kaasboeren en een modernere en veel mindere courante spotnaam is Suikermannen.