Verslag participatiemoment Hof van Kabbeek

Het regionaal ziekenhuis in Tienen is gevestigd in het centrum van de stad. Het ziekenhuis zal deze site verlaten waardoor de terreinen een nieuwe invulling kunnen krijgen. De stad Tienen streeft naar een verkeersluwe, groene omgeving met een verweving van functies en het behoud van het historisch erfgoed. Om die ontwikkeling te sturen, besliste de stad om in samenwerking met de Vlaamse Bouwmeester een Masterplan voor het ‘Hof van Kabbeek’ te laten opmaken. De ontwerper werd geselecteerd via een open oproep. De procedure is gestart in de zomer van 2021. Het masterplan duidt de krijtlijnen voor de toekomstige ontwikkeling aan. Het masterplan werd op 30/11/2023 door de gemeenteraad goedgekeurd.

Na de goedkeuring van het masterplan is de stad gestart met de procedure voor de opmaakt van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Het college van burgemeester en schepenen van de stad Tienen nam op 21 mei 2024 kennis van de start- en procesnota van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hof van Kabbeek.

De publieke raadpleging over de startnota wordt georganiseerd van 27-05-2024 tot en met 25-07- 2024. Het participatiemoment is georganiseerd op 20-06-2024 (van 16u tot 20u) in het crealokaal van het Vrijetijdscentrum, Sint-Jorisplein 20 in Tienen. De startnota en de procesnota kunnen geraadpleegd worden op de website van de stad Tienen en bij de dienst Omgeving van de stad Tienen, stadhuis, Grote Markt 27, 3300 Tienen.

Verslag

Het participatiemoment is opgevat als een infomarkt waarbij geïnteresseerden via panelen informatie verwerven over doel, werkwijze en tijdspad van het planproces. Er kunnen Vragen gesteld worden aan de deskundigen van de dienst omgeving, beleidsverantwoordelijken en de ontwerper van het RUP. De dienst omgeving was vertegenwoordigd door Veronique Henderix, afdelingshoofd Stadsontwikkeling; Peter Claessens, diensthoofd Omgeving; Marlies Buvens, bestuurssecretaris Omgeving en Tina Bache, deskundige Omgeving. Burgemeester Katrien Partyka vertegenwoordigde het beleid, Lowie Steenwegen was aanwezig als opdrachthouder voor het opstellen van het RUP.

Het participatiemoment was opgevat met 5 clusters van staande panelen waarin informatie thematisch gebundeld werd en één liggend plan met de ruimtelijke situering van het plangebied in een ruimere stedelijke omgeving (luchtfoto). Elke bezoeker werd verwelkomd en ontving een brochure met informatie en de wijze waarop suggesties of bezwaren aangereikt konden worden. Panelen en brochure worden als bijlage bij dit verslag gevoegd.

Een honderdtal geïnteresseerden bezochten de infomarkt. Vragen werden gesteld en genoteerd. Dit verslag biedt een overzicht van de gestelde vragen en de antwoorden. De vragen zijn thematisch gebundeld.

Start en duur van de ontwikkeling

Vragen

  1. Wanneer wordt er gestart met de ontwikkeling?
  2. Hoelang zullen de werken duren?
  3. Welk deel van de ontwikkeling kan starten vooraleer het ziekenhuis volledig verplaatst is?
  4. Wordt de fasering van de werken dwingend opgelegd?

Antwoorden

  1. Het RUP vormt het juridisch kader voor het beoordelen van vergunningsaanvragen. Er wordt gestreefd naar een goedkeuring van het RUP op het einde van 2025. Dat is ruim vooraleer de eerste aanvragen voor omgevingsvergunningen voor het ontwikkelen van het plangebied ingediend zullen worden. Er is aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van het ziekenhuis op de site langs de Houtemstraat ingediend. Wanneer deze aanvraag goedgekeurd wordt, kan er gestart worden met de bouw van het nieuwe ziekenhuis. Vermoed wordt dat de nieuwbouw gerealiseerd is voor het einde van 2028. De herontwikkeling van de bestaande ziekenhuissite zal dus vermoedelijk starten in 2029. Verwacht wordt dat de aanvragen voor de omgevingsvergunningen reeds in 2028 ingediend zullen worden.
  2. De duur van de werken is afhankelijk van de omvang van de werken. Vermoedelijk wordt de ontwikkeling opgedeeld in verschillende delen die apart ontwikkeld worden. Het is mogelijk dat de gehele ontwikkeling in een tijdsbestek van vijf jaar gerealiseerd wordt.
  3. Het ziekenhuis kan bepalen of er reeds deelprojecten ontwikkeld kunnen worden vooraleer de volledige herlokalisatie gerealiseerd is. Er kan gestreefd worden om ingrepen die op korte termijn uitgevoerd kunnen worden te realiseren.
  4. De fasering die in het masterplan is voorgesteld, is niet bindend. Het RUP wil de fasering niet te strak opleggen. Dit zou immers kunnen leiden tot ongewenste knelpunten.

Planontwikkeling

Vragen

  1. Waarom wordt het residentieel programma op de terreinen van het ziekenhuis voorzien en het andere programma – dat minder opbrengt – op de gronden van de vzw parochiale werken?
  2. Waarom zijn de te herbestemmen gebouwen niet aan alle zijden toegankelijk met de wagen? Nu zijn ze onvoldoende ontsloten wat een herbestemming hypothekeert.
  3. Kunnen er langs de Kliniekstraat niet beter stapelwoningen gebouwd worden (woningen toegankelijk via het openbaar domein). Dat kan er ook toe leiden dat de eigenaars van de garages aan de Kliniekstraat sneller geïnteresseerd zijn om te participeren in de beoogde ontwikkeling.
  4. Worden de hoogtes van de appartementsgebouwen vastgelegd? Is dit zoals op de beelden op het masterplan of kan dit nog wijzigen? Waarom hogere gebouwen naar het park toe? Zou het niet beter zijn daar lage gebouwen te voorzien waardoor er ook vanuit de woningen langs de Oude Leuvensestraat zicht is op het park?
  5. Wat wordt beoogd met ‘stedelijk park’ en ‘buurtpark’. De naamgeving van de bestemmingsgebieden is niet duidelijk.

Antwoorden

  1. De gewenste ontwikkeling is niet bepaald op basis van het eigendomsstatuut maar op basis van geïntegreerd gebiedsgericht ontwerpproces. Daarnaast zijn de erfgoedwaarden bepalend. Er is voor gekozen om ook het waardevol maar niet-beschermd erfgoed maximaal te behouden.
  2. Alle gebouwen zijn toegankelijk met de wagen. De gebouwen moeten echter niet aan alle zijden ontsloten worden met de wagen. Er zijn voldoende opties voor het creëren van toegangen en het verbinden van de parkeerterreinen met de toegangen, het voorzien van zones voor laden en lossen de aanleg van wegen voor hulpdiensten.
  3. De morfologie en de invulling van de nieuwe gebouwen ter hoogte van de Kliniekstraat kan en zal verder onderzocht worden. Mogelijk kan dit leiden tot het wijzigen van de strook voor eengezinswoningen naar ruimte voor gestapeld wonen (bijvoorbeeld drie bouwlagen met grondgebonden woning en duplex wonen op de verdiepingen).
  1. De toegestane max. bouwhoogte wordt in het RUP vastgelegd. Dit wordt bepaald per deelgebied waarin gebouwd kan worden. De hoogte kan vastgelegd worden in bouwlagen of in meter. Het masterplan heeft aan de rand van het park gebieden voor hogere gebouwen aangeduid omdat de impact daar op de bestaande bebouwing beperkt is. Wanneer men enkel opteert voor lage bebouwing, daalt het aantal woningen dat gerealiseerd kan worden of wordt de omvang van het park beperkt. De woningen in de Leuvensestraat hebben een zicht op de tuinen van de meergezins- en eengezinswoningen. Belangrijk is ook dat het nieuwe park via de bijkomende verbindingen snel, gemakkelijk en veilig bereikbaar is voor de bewoners van de omliggende woningen.
  2. De naamgeving kan aangepast worden. Verder onderzoek zal aanduiden of de groene gebieden voorbehouden worden voor functies of gebruik en of dit leidt naar een gewenste detaillering van de groene gebieden in het RUP.

Parkeren

Vragen

  1. Wat is de visie op parkeren? Is het ondergronds parkeren enkel voor de bewoners?
  2. Hoeveel parkeerplaatsen worden er voorzien?
  3. Hoeveel parkeerplaatsen worden er opgelegd per woning?
  4. Wordt er een publiek parkeerterrein voorzien? Wie zal dit uitbaten?
  5. Hoeveel parkeerplaatsen worden er opgelegd per woning? Vele stadsprojecten (waaronder Het Convent) worden geconfronteerd met een te hoog aantal parkeerplaatsen die opgelegd werden maar niet gebruikt worden.
  6. Wordt het parkeerterrein in de Kliniekstraat een publiek parkeerterrein of is dit voorbehouden aan de bewoners/gebruikers van de geplande woningen en gebouwen?
  7. Is het parkeerterrein in de Kliniekstraat noodzakelijk, kan er niet gekozen worden om de parkeervakken te integreren in de ondergrondse garage waardoor er langs de Kliniekstraat meer ruimte is voor de aanleg van een buurtparkje (meer buurtgroen, minder verharding)?
  8. Waarom is er gekozen om het parkeerterrein aan de Gilainstraat op te heffen en aan te leggen als een boomgaard?
  9. Kan het parkeerterrein aan de Gilainstraat (geplande boomgaard) niet als parkeerterrein behouden worden?
  10. Handelaars in de buurt zijn bezorgd door het parkeerplaatsen dat verdwijnt (in weekend op de personeelsparking van het ziekenhuis langs Leuvensestraat en als parkeerplaats hoek Oude Vestenstraat verdwijnt). Is daar rekening mee gehouden? Het handelt hier over bezoekers die zeer gericht een winkel bezoeken (liefst zo kort mogelijk met de auto) en terug weg zijn, het handelt hier niet over bezoekers die over een langere periode verschillende handelszaken bezoeken.
  11. Op de parking van het ziekenhuis aan de zijde van de Gilainstraat wordt nu ook geparkeerd door mensen die in de buurt moeten zijn (en niet in het ziekenhuis), is dit in rekening gebracht?
  12. Kunnen de mensen in het project (die geen ondergrondse parkeerplaats kopen) een bewonerskaart aanvragen voor het parkeren in de Gilainstraat? Dit zou problematisch zijn.
  13. Eén parkeerplaats per appartement is te veel. Veel gezinnen kopen geen parkeerplaats samen met de woning. Zo dreigt er een overaanbod aan dure parkeerplaatsen gerealiseerd te worden.

Antwoorden

  1. Het masterplan wil de ruimte voor parkeren maximaal voorzien onder de grond. Hierdoor blijven de ruimten tussen de gebouwen gevrijwaard van (brede) wegen en parkeerterreinen en is er meer ruimte voor de aanleg van bermen en andere groenvoorzieningen. De parkeergarages moeten zeker voldoen voor de parkeerbehoefte van de bewoners. Het is mogelijk om meer parkeervakken te creëren dan dat wat opgelegd wordt door het RUP. Waarschijnlijk wordt het niet verplicht dat de parkeerplaatsen samen met de woningen verkocht worden (één en ondeelbaar). Dit houdt in dat wanneer eigenaars een parkeerplaats kunnen kopen maar hiertoe niet verplicht worden. De parkeerplaatsen die niet gekocht worden door de bewoners van de nieuwe gebouwen in het plangebied kunnen dan door derden (buurtbewoners) gekocht en gebruikt worden.
  1. Het masterplan duidt drie mogelijke scenario’s aan. Parkeren op één niveau voor de twee parkeergarages, parkeren op twee niveaus voor de twee parkeergarages en parkeren op één niveau voor de ene parkeergarages en parkeren op twee niveaus voor de tweede parkeergarage. In functie van de optie worden er 160 tot 364 parkeervakken voor personenwagens gecreëerd. Verder onderzoek moet aanduiden welke optie mogelijk is en welke opties bindend opgelegd worden in het RUP.
  2. Het masterplan bevat gedetailleerde berekeningen over het aantal parkeerplaatsen dat in verhouding tot het aantal woningen gerealiseerd kan worden. In functie van de omvang van de parkeergarages varieert dit van 0,5 tot 1,6. Het masterplan bepaalt niet op welke wijze dat deze parkeercapaciteit gebruikt worden (enkel bewoners, ook buurtbewoners, ook publiek parkeerterrein).
  3. Het masterplan duidt niet aan dat er een publiek parkeerterrein gerealiseerd moet worden. Het terrein ter hoogte van te behouden ziekenhuisvleugel in de Kliniekstraat kan ingericht worden als publiek parkeerterrein. De stad kan, indien men daarvoor opteert, in samenwerking met eigenaars en ontwikkelaars opteren voor de aanleg van een ondergronds publiek parkeerterrein (vergelijkbaar met het recente initiatief in de Alexianenweg).
  4. Er is nog niet bepaald hoeveel parkeerplaatsen per woning opgelegd zullen worden. In de scopingnota zullen diverse opties berekend worden. Het opleggen van het min. aantal parkeerplaatsen is een beleidsbeslissing die voldoende gemotiveerd moet en zal worden.
  5. Er is nog niet bepaald of het parkeerterrein aan de Kliniekstraat voorbehouden wordt voor gebruikers van de gebouwen (bezoekers van de niet-residentiële functies) dan wel of dit ingericht wordt als publiek parkeerterrein. Er wordt gestreefd naar een maximaal dubbelgebruik (bijvoorbeeld vrij parkeren na de kantooruren en in de weekends). Verder onderzoek moet aanduiden welke opties wenselijk zijn en in het RUP opgelegd worden.
  6. De parkeervakken die op het parkeerterrein aan de Kliniekstraat voorzien worden, kunnen theoretisch ook in de parkeerkelder geïntegreerd worden. Afhankelijk van de aard van het beoogd gebruik (doelgroep van parkeergebruikers) is dat eenvoudiger of minder vanzelfsprekend. De wenselijkheid van de inrichting als bijkomende groene zone kan verder onderzocht worden in de scopingnota en het verder planproces.
  7. Het terrein tussen het oude klooster en de Gilainstraat was vroeger deel van de ommuurde kloostertuin en werd gebruikt als boomgaard. Omwille van de erfgoedwaarden en de nood aan kwalitatieve publieke groene ruimten heeft het masterplan een herstel van de historische boomgaard voorgesteld.
  8. Het parkeerterrein tussen het oude klooster en de Gilainstraat als parkeerterrein behouden is een optie. Er is dan wel minder ruimte voor openbaar groen en minder ruimte om de stad klimaat robuust in te richten.
  9. Er is geen informatie over het gebruik van de parkeerterreinen van het ziekenhuis voor kort parkeren dat niet aan het ziekenhuisbezoek gerelateerd is. Meervoudig gebruik van de parkeerplaatsen in het projectgebied zal onderzocht worden om een antwoord te bieden aan de vraag van bezoekersparkeren.
  10. Er is geen informatie over het gebruik van het parkeerterrein voor parkeren dat niet aan het ziekenhuisbezoek gerelateerd is. Deze informatie kan enkel via enquête bekomen worden.
  11. Dit moet later bepaald worden maar het toekennen van bewonerskaarten voor parkeren op het openbaar domein aan de bewoners van de nieuwe woningen in het plangebied, is tegenstrijdig met de visie van het masterplan. Het is onwaarschijnlijk dat dit recht toegekend zal worden. De voorwaarden voor het uitreiken van bewonerskaarten wordt echter niet bepaald door de voorschriften van het RUP.
  1. Het autobezit van gezinnen in de binnenstad is duidelijk kleiner dan dat van gezinnen in suburbane wijken of dorpen. Het bepalen van het minimum parkeerplaatsen dat gerealiseerd moet worden, wordt bepaald na de analyses die in de scopingnota toegelicht worden.

Ontsluiting

Vragen

  1. Zijn de parkeergarages uitsluitend bedoeld voor bewoners / gebruikers?
  2. Worden de twee parkeergarages met elkaar verbonden?

Antwoorden

  1. De parkeergarages moeten voldoende capaciteit bieden voor de parkeerbehoefte van de woningen en die niet-residentiële functies die in het plangebied gerealiseerd worden. Op welke wijze dat die gebruikt worden, kan maar moet niet in het RUP vastgelegd worden. Dat houdt in dat parkeervakken die niet door bewoners gebruikt worden, in voorkomend geval door derden gebruikt kunnen worden (kopen, huren).
  2. Het masterplan duidt aan dat de twee parkeergarages met elkaar verbonden kunnen worden. In de scopingnota worden de voordelen en nadelen van dergelijke verbinding onderzocht. Op basis van dat onderzoek zal bepaald worden of de verbinding mogelijk is (kan gerealiseerd worden) en opgelegd zal worden (moet gerealiseerd worden).

Fietsen

Vragen

  1. Zijn alle paden toegankelijk voor fietsers?
  2. Welke fietsnorm zal het RUP per woning opleggen?
  3. Is er ruimte voor buitenmaatse fietsen in de fietsstallingen?

Antwoorden

  1. Het is waarschijnlijk dat niet alle paden zijn toegankelijk zijn voor fietsers. In de moestuin bijvoorbeeld is fietsen niet noodzakelijk en niet wenselijk. De inrichting van het parkgebied en het gebruik van de paden wordt later bepaald.
  2. In de scopingnota zal onderzocht worden hoeveel fietsen er per woning en per niet-residentiële functie wenselijk zijn. Op basis van dit onderzoek zal een minimumnorm in het RUP gehanteerd worden. De norm kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan het aantal slaapkamers of aan het aantal bedden dat de woningen mogelijk bevatten. Bijkomend kan een aandeel bepaald worden voor buitenmaatse fietsen.
  3. Er zullen ruimten voorzien worden voor het stallen van buitenmaatse fietsen. Het aandeel wordt bepaald na onderzoek (scopingnota).

Aard van de woningen

Vragen

  1. Welke woontypologieën worden voorzien en waar?
  2. Om hoeveel woningen gaat het?
  3. Is er nood aan zoveel bijkomende woningen in het centrum?
  4. Zijn de eengezinswoningen niet te groot?
  5. Is er wel nood aan ruime grondgebonden woningen in het centrum?
  6. Is het niet meer verantwoord om nog meer te kiezen voor kleinere en gestapelde woningen?
  7. Worden er in het project ook voldoende kleinere en betaalbare woningen voorzien (zoals studio’s) voor alleenstaanden of tweepersoonsgezinnen? Er is een sterke nood aan betaalbare woningen (huur en koop).
  8. Kunnen er niet beter meer kleine woningen voorzien worden en minder grote grondgebonden eengezinswoningen?Moet er omwille van de gezinsverdunning niet nog meer gekozen worden voor kleinere woningen?
  1. Wordt het aandeel aan woningen (aard en omvang) dat gerealiseerd moet worden vastgelegd in het RUP? Wordt dit per deelgebied bepaald? Is er ruimte voor flexibiliteit?
  2. Waarom is er in de Kliniekstraat ter hoogte van het Lyceum project gekozen voor grondgebonden woningen?
  3. Hoeveel woningen kunnen er in het te behouden hoofdgebouw gerealiseerd worden?
  4. Kunnen er ook kangoeroewoningen gebouwd worden?
  5. Waarom worden er geen sociale woningen in het project geïntegreerd?

Antwoorden

  1. Het masterplan pleit voor het verweven van verschillende woningtypes (grondgebonden eengezinswoningen en kleinere, middelgrote en grotere appartementen in meergezinsgebouwen). Deze verweving zal ook opgenomen worden in het RUP. De wijze waarop en het aandeel van het type van woningen wordt in het verder verloop van het planproces bepaald. Het voorstel van het masterplan biedt een aanzet tot het verfijnen van de verhoudingen en het bepalen van wat opgenomen wordt in het RUP.
  2. Het masterplan duidt aan dat er in het projectgebied (ziekenhuis en partners) 160 woningen gebouwd kunnen worden en in het volledige plangebied ca. 200 woningen gebouwd kunnen worden.
  3. Diverse recent uitgevoerde onderzoeken (onder meer in het Beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant) duiden aan dat er een grote behoefte is aan meer woningen in het centrum.
  4. De ééngezinswoningen zijn opgenomen om een goede verweving van woonvormen in het plangebied te realiseren. Het gewenste aantal en de gewenste omvang kan verder onderzocht en later bepaald worden. Het masterplan duidt aan hoe en waar deze geïntegreerd kunnen worden.
  5. Verder onderzoek zal aanduiden of het noodzakelijk of wenselijk is dat er een minimumaantal eengezinswoningen gerealiseerd moet worden. Wanneer de nood aan deze minder groot is, is er meer ruimte voor kleinere woningen.
  6. Verder onderzoek zal aanduiden of het noodzakelijk of wenselijk is dat aandeel aan kleinere woningen groter moet zijn dan het voorstel uit het masterplan. Wanneer dit wenselijk is, kan het aandeel grondgebonden eengezinswoningen dat gerealiseerd moet worden eventueel beperkt worden.
  7. Het RUP kan werken met minima die gerealiseerd moeten worden (kleine woningen) en maxima die niet overschreden mogen worden (middelgrote of grotere woningen). Het masterplan biedt een voorstel van verhoudingen. Er moet bepaald worden welke aantallen en welke verhoudingen in het RUP gehanteerd worden.
  8. Verder onderzoek zal aanduiden of dit haalbaar en wenselijk is.
  9. Verder onderzoek zal aanduiden of dit haalbaar en wenselijk is.
  10. Het aandeel aan woonvormen wordt vastgelegd in het RUP. Er zal gewerkt worden met minima (minimum te realiseren) en maxima (niet te overschrijden). Deze getallen worden per deelgebied bepaald. De getallen die het masterplan aanreikt zijn richtcijfers. Er zal gewerkt worden met een flexibel kader en niet met vaste aantallen.
  11. Het masterplan duidt aan dat de woonontwikkeling met eengezinswoningen uitgebreid kan worden tot aan de Kliniekstraat. Andere opties zijn omwille van de morfologie, de oriëntatie en de dichtheid mogelijk. In functie van het onderzoek naar de aard van de woningen en de verhoudingen die gerealiseerd moeten worden, kan het voorstel van het masterplan mogelijk bijgesteld worden. Zo kunnen er langs de Kliniekstraat bijvoorbeeld gebouwen opgetrokken worden met drie bouwlagen en een zadeldak waarin verschillende wooneenheden geïntegreerd worden.
  12. Dit is afhankelijk van de ruimte die niet-ingenomen worden door niet-residentiële functies. Het gelijkvloers en de zolder lijken vooral geschikt voor niet-residentiële functies. De te behouden vleugel heeft een oppervlakte van ca. 700m2 per bouwlaag. Wanneer enkel de derde en de vierde bouwlaag voor wonen gebruikt wordt, kunnen er ca. 14 woningen in het gebouw geïntegreerd worden. Wanneer ook de eerste verdieping (tweede bouwlaag) voor wonen gebruikt wordt, kunnen er ca. 21 woningen in het gebouw geïntegreerd worden.
  1. De term kangoeroe wonen wordt binnen de Vlaamse regelgeving vaak gebruikt maar heeft geen duidelijke juridische betekenis. Dergelijke woonvormen zijn zeker mogelijk binnen het plangebied.
  2. Tienen heeft haar sociaal objectief reeds gerealiseerd. De stad streeft in het stadscentrum en ook in het plangebied naar een sterke verweving van woonvormen. In het stadscentrum is het aandeel aan sociale en bescheiden woningen reeds hoog. Om een gezonde verweving binnen het stadscentrum te behouden wordt er bewust gekozen om niet op te leggen dat er sociale woningen gerealiseerd moeten worden. De voorschriften van het RUP zullen echter niet verbieden dat er sociale woningen gerealiseerd mogen worden (bijvoorbeeld via het SVK). Het relatief grote aantal aan kleine en middelgrote woningen valt onder de categorie bescheiden woningen. De aankoop van dergelijke woningen is voor een aantal doelgroepen haalbaar.

 

Aanleg en beheer van park en moestuin

Vragen

  1. Hoe wordt het park aangelegd?
  2. Kan het park afgesloten worden of zal het steeds toegankelijk zijn? Het huidig stadspark is onveilig omwille van hangjongeren, drugs,…
  3. Zal de moestuin steeds toegankelijk zijn?
  4. Kan de moestuin afgesloten worden?

Antwoorden

  1. De aanleg van het park is nog niet bepaald. Het RUP zal voorschriften bevatten waaraan de aanleg moet voldoen. Het park wordt aangelegd na een gedetailleerd ontwerpproces waarin de diverse functies (beleving, verpozing, toegankelijkheid, biodiversiteit, klimaatbestendigheid, waterbeheer,…), de veiligheid en het beheer onderzocht en geïntegreerd worden.
  2. Dit weten we nog niet. Dat wordt niet in het RUP bepaald maar in het finale ontwerp van het park en het reglement rond de toegankelijkheid daarvan.
  3. Dit weten we nog niet. Dat wordt niet in het RUP bepaald maar in het finale ontwerp van het park en het reglement rond de toegankelijkheid daarvan.
  4. Dit weten we nog niet. Dat wordt niet in het RUP bepaald maar in het finale ontwerp van het park en het reglement rond de toegankelijkheid daarvan.

 

Verharding en inrichting park en publieke ruimte

Vragen

  1. Is er een ruimte voorzien waar de buurt kan samenkomen voor een vergadering, een feestje voor de buurt, enz. een soort plaatselijk ontmoetingscentrum.
  2. Er moet in het park een openbaar toilet voorzien worden.
  3. Aandacht voor integraal ontwerpen: mindervalide of slechtziende mensen moeten ook gemakkelijk het park en de moestuin kunnen bezoeken en deelnemen aan activiteiten.
  4. Er is een nieuw gebouw van de school opgericht in de ruimte die aangeduid staat als moestuin.
  5. Hoe zijn de cijfers van de geplande verharding berekend?
  6. Het aandeel verharding in de nieuwe boomgaard is erg hoog omwille van de noodweg voor de brandweer.
  7. Het masterplan oogt groen maar in werkelijkheid zal het minder groen zijn. De voortuinen naar de gebouwen en fietsstallingen hebben paden, de terrassen bij de woningen zijn niet ingetekend… Dit moet grondig bestudeerd worden en de verhardingen moeten maximaal beperkt worden. Ook het project van het Lyceum was erg groen voorgesteld maar is de facto één steenwoestijn.

Antwoorden

  1. Deze ruimte kan voorzien worden in de oude hoevebouwen en de kapel. Dit is in het masterplan aangeduid. Ook het RUP zal dit gebruik mogelijk maken en mogelijk zelfs deels opleggen.
  1. Dit kan maar moet niet in het RUP opgenomen worden. Dit is een aspect van het inrichting en het beheer van het park. Mogelijk kunnen er sanitaire ruimten gebruikt worden die geïntegreerd zijn van de oude hoevegebouwen.
  2. Dit kan maar moet niet in het RUP opgenomen worden. Dit is een aspect van het inrichting en het beheer van het park. De Vlaamse regelgeving over toegankelijkheid blijft van kracht.
  3. Het beeld van het masterplan wordt aangepast in de volgende documenten.
  4. Deze zijn berekend op basis van de globale inrichtingsschets van het masterplan. De terrassen zijn niet op dat plan aangeduid. Ook de noodwegen voor de brandweer zijn niet in de berekening opgenomen. De berekening zal in de scopingnota gecontroleerd en aangepast worden.
  5. Dat klopt maar is noodzakelijk. De brandweg kan wel aangelegd worden als een fundering waarop een toplaag met teeltaarde aangebracht wordt. Het infiltratievermogen van de bodem neemt daardoor af maar het beeld van een groene niet-verharde ruimte wordt gehandhaafd.
  6. De berekening van de verharde oppervlakten zal in de scopingnota gecontroleerd en aangepast worden.

 

Water en waterbeheer

Vragen

1. Is er voldoende ruimte voor het hergebruiken, het bufferen en het infiltreren van hemelwater?

Antwoorden

1. Het masterplan heeft aangeduid dat er voldoende ruimte in het plangebied is. De Vlaamse regelgeving blijft van kracht. Aanvragen voor vergunningen moeten steeds voldoen aan de opgelegde vereisten.

Relatie Atheneum

Vragen

  1. Is de ontsluiting van het Atheneum opgenomen in de ontwikkeling?
  2. Kunnen er fietsparkeerplaatsen voor de leerlingen van het Atheneum voorzien worden in het park nabij de toegang tot de school?

Antwoorden

  1. Het masterplan duidt aan dat het Atheneum ook via het park ontsloten kan worden. Deze ontsluiting zal ook in het RUP aangeduid worden als mogelijk aan te leggen of verplicht te realiseren.
  2. In het park zullen er fietsbergingen geplaatst worden. Deze zijn bedoeld voor de bezoekers aan het park. Waar en hoeveel wordt later bepaald. Fietsbergingen voor functies buiten het park moeten voorzien worden in de bestemmingsgebieden waarvoor ze gepland worden. Mogelijk kan de school onderzoeken of dat niet mogelijk is op het niveau -1 van het sanitair gebouw dat de speelplaats afsluit. Mogelijk kan ook een dubbel gebruik met de fietsenstalling van de ‘boerderij’ overwogen worden mits hierover consensus is en er zakelijke akkoorden afgesloten worden.

De Hartjes

Vragen

  1. Is kinderopvang ‘De Hartjes’ mee opgenomen in het projectgebied?
  2. Wat als ‘De Hartjes’ kiest voor behoud op de bestaande site?
  3. Is er voldoende ruimte voor ‘De Hartjes’ in het te behouden hoofdgebouw? De ruimte voorzien voor de kinderopvang de Hartjes, opgenomen in het masterplan, is te klein. Is er meer plaats in de te herbestemmen gebouwen?

Antwoorden

  1. Het masterplan heeft dit onderzocht. Indien wenselijk kan de kinderopvang verhuizen naar het te behouden deel van het hoofgebouw van het ziekenhuis.
  2. Het RUP zal niet opleggen dat ‘De Hartjes’ moet verhuizen.
  3. Het masterplan heeft dit onderzocht en gesteld dat er voldoende ruimte is in het gebouw en dat er ook voldoende buitenruimte gecreëerd kan worden (historische kloosterkoer).

 

Erfgoed

Vragen

  1. Is de muur rond de boerderij waardevol? Moet die volledig behouden worden?
  2. Is de muur rond het parkeerterrein aan de Gilainstraat (geplande boomgaard) waardevol? Moet die (volledig) behouden worden? De muur zal het zicht op de geplande boomgaard beperken.

Antwoorden

  1. In de erfgoedstudie van Portiva kwam naar voren dat de muur deel is van het waardevol erfgoed. Portiva pleit voor een behoud.
  2. In de erfgoedstudie van Portiva kwam naar voren dat de muur deel is van het waardevol erfgoed. Portiva pleit voor een behoud. Ook omwille van de geborgenheid van de stadstuin is het behoud van de muur zinvol. Dit houdt niet in dat er geen doorsteken gecreëerd kunnen worden. Het groene karakter zal ook boven de muur zichtbaar zijn.

Erfdienstbaarheden

Vragen

  1. Bewoners van ‘Het Convent’ willen meer duidelijkheid over de publieke erfdienstbaarheid over hun perceel en de passage daar. De poort aan de Oude Vestenstraat sluit van 20.00u tot 08.00u. Aan de zijde van het geplande park is er geen poort. Mag daar een poort geplaatst worden? Wie neemt het initiatief? Wie betaalt?
  2. Hoe kan de gewenste transformatie van de parkeergarage in de Oude Vestenstraat gestimuleerd of afgedwongen worden?

Antwoorden

  1. De bestaande juridische situatie wijzigt niet. Het perceel mag afgesloten worden tussen 20.00u en 08.00u. er kan dus ook een poort geplaatst worden aan de zijde van het park. Eigenaars die hun perceel willen afsluiten moeten daar het initiatief voor nemen. De investeringskost kan niet door de stad gedragen en verantwoord worden.
  2. De transformatie kan gestimuleerd worden door het aanreiken van een ruimtelijk (sfeerbeeld) en financieel interessant alternatief (voldoende woningen, voldoende opbrengst). De transformatie kan afgedwongen worden door geen andere vergunningen (bijvoorbeeld renovatie, uitbreiding) te verlenen. Dit kan dan in het RUP opgenomen worden.

Bouwrechten

Vragen

  1. Een eigenaar van een pand in de Leuvensestraat dat grenst aan de geplande trage ontsluiting stelt de vraag of hij na de aanleg van de trage verbinding ramen in de zijgevel kan integreren. Hij peilt ook naar opties om enkele m² aan de achterzijde te verwerven waardoor er ook in de achtergevel van een bestaand pand ramen geïntegreerd kunnen worden.
  2. Als de parkeerloods in de Oude Vestenstraat afgebroken wordt, op welke wijze zullen de tuinen van de panden aan de Leuvensestraat van het afgesloten worden? Wie is verantwoordelijk, wie zal dit betalen?
  1. Zal het toekomstig Anna Papadopolipad – ter hoogte van de parkeerloods in de Oude Vestenstraat – met de auto toegankelijk zijn en mogen er dan garagepoorten komen in de tuinmuur van de panden aan de Leuvensestraat.

Antwoorden

  1. Wanneer de zijgevel paalt aan het nieuwe openbaar domein is dat mogelijk. Het aankopen van een oppervlakte aan de achterzijde is mogelijk maar vereist een akkoord van de eigenaar.
  2. Dat moet in het ontwerp van de vergunningsaanvraag opgenomen worden. De afsluiting moet behouden worden. Wanneer de ontwikkelaar deze sloopt, moet hij in een alternatief voorzien. De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek blijven van kracht.
  3. Dat moet in het ontwerp van de vergunningsaanvraag opgenomen worden. Een ontsluiting voor bijkomende garages is echter niet wenselijk. Dat zou immers leiden tot een lagere beeld- en belevingskwaliteit en een conflict tussen de gebruikers van de paden.